


Folder
Subcutaan injecteren
Informatie en prik instructie via de Academie voor Patiënt en Mantelzorger
Uw arts heeft met u besproken dat het nodig is dat u of uw mantelzorger u
subcutaan gaat injecteren. Injecteren is gemakkelijk aan te leren. De meeste
patiënten ervaren het zichzelf injecteren als een eenvoudige handeling.
Het voordeel hiervan is dat u niet afhankelijk bent van anderen. Als u wil, kan u de injecties laten geven door uw mantelzorger. De verpleegkundige geeft u en eventueel uw mantelzorger instructie om het injecteren aan te leren.
In dit blad krijgt u uitleg over het subcutaan injecteren.
Voorbereiding
- Was uw handen. Zet de materialen, injectie spuit en naalden-container klaar op een schone ondergrond.
- Controleer de kant-en-klare spuit op intacte verpakking en houdbaarheidsdatum.
- Open de verpakking maar laat de spuit nog even in de verpakking liggen.
- De aanwezige luchtbel in de injectiespuit (bij kant-en-klare injectiespuiten) niet verwijderen; deze zorgt ervoor dat alle vloeistof wordt geïnjecteerd. Na volledige injectie zal deze luchtbel de ruimte in de naald opvullen zodat alle werkzame stof toegediend wordt. De lucht die in de spuit aanwezig is kan geen schade aanbrengen.
Plaatsbepaling
Een subcutane injectie wordt onder de huid gegeven en niet in de huid. De plaatsen waarop een subcutane injectie gegeven kan worden zijn hieronder weergegeven.

Korte toelichting op de injectieplaatsen
Bovenbenen
Bij de bovenbenen kan er gespoten worden in het middelste gedeelte van de benen aan de buitenkant. De binnenkant van het been is te gevoelig en er lopen grotere bloedvaten vlak onder de huid. Daarom is het niet zo verstandig om hier te spuiten.
Buik
De buik is ook een goede plek om te spuiten. Als er in de buik wordt gespoten, is het verstandig om altijd een plooi tussen de duim en wijsvinger op te nemen. Rond de navel mag niet worden gespoten omdat in dit gebied vrij veel zenuwen en bloedvaten lopen waardoor het injecteren pijnlijker kan zijn. Houd daarom altijd drie vingers afstand rond de navel. Verder kan de buik vanaf ongeveer het middel tot onder de navel worden gebruikt.
Armen
In de armen kan aan de buitenkant van de bovenarmen worden gespoten. In de armen is het onderhuidse vetweefsel niet zo dik. Hier hoeft geen huidplooi genomen te worden. Een juiste keuze van de naaldlengte is dan wel belangrijk. Wissel van prikplaats, prik niet in een blauwe plek, wond, zweer of andere onregelmatigheid.
Het injecteren
- Pak de spuit in de dominante hand en haal de beschermhoes van de naald. Raak de naald hierbij niet aan en leg de spuit niet meer neer. Heeft u de naald toch per ongeluk aangeraakt, neem dan een nieuw exemplaar.
- Pak de huidplooi op de prikplaats tussen duim en wijsvinger van de niet dominante hand, de huid dient schoon te zijn maar hoeft niet ontsmet te zijn, tenzij dit zo met u is afgesproken.
- Steek de naald in een beweging in de huidplooi waarbij u de spuit rechtop houdt. De naald moet helemaal in de huid geprikt worden.
- Druk de spuit rustig leeg inclusief luchtbelletje.
- Laat de naald tien seconden in de huid zitten om te voorkomen dat er vloeistof terug loopt.
- Trek de naald met één beweging uit de huid en laat daarna pas de huidplooi los. Er kan een druppeltje bloed ontstaan, een pleister is meestal niet nodig.
- Deponeer de spuit in een naaldencontainer. Gooi deze niet bij het andere afval om te voorkomen dat een ander zich hieraan prikt.
Let op: na het injecteren niet over de injectieplaats wrijven! Dit kan blauwe plekken veroorzaken en/of verergeren.
Algemene informatie
- Een naaldencontainer is verkrijgbaar bij uw apotheek en moet u terug ingeleveren bij een inzamelpunt voor klein chemisch afval (=gratis).
- Lees de bijsluiter of informatie van uw apotheek.
- Als er tijdens de behandeling ernstige bijwerkingen zoals bloedingen of grote blauwe plekken optreden, moet u altijd overleggen met uw huisarts of specialist.
- Stop niet op eigen initiatief met dit middel.
Contact
Heeft u medische vragen neem dan, binnen kantooruren, contact op met de verpleegafdeling waar u ontslagen bent. Het telefoonnummer vindt u op uw ontslagformulier.
Buiten kantooruren kunt u hierover contact opnemen met de afdeling Spoedeisende Hulp:
T: 043-3876700
Bij vragen over de instructie neemt u contact op met de
Academie voor Patiënt en Mantelzorger
T: 043-387 45 68
maandag t/m vrijdag van 09.00 uur tot 12.00 uur.