We hebben vastgesteld dat u een chronische alvleesklierontsteking hebt. Hieronder vertellen wij u méér over dit ziektebeeld en de manier waarop we u vervolgen op de polikliniek. Hierbij maken we gebruik van de gestandaardiseerde onderwerpen die we ook steeds met u bespreken en wat we over u vastleggen in het dossier.
Hoe zit het ook alweer met plaats en functie van de alvleesklier?
De alvleesklier (pancreas) ligt helemaal bovenin de buik, achter de maag. Hij is meestal een centimeter of 10 lang, 4 centimeter hoog en 1 centimeter diep. De twee belangrijkste functies van de alvleesklier zijn het produceren van spijsverteringssappen (samen met maagzuur en gal zorgt het alvleeskliersap ervoor dat het eten in de darm in kleine deeltjes wordt “geknipt” zodat de voeding door de darmwand kan worden opgenomen in het bloed) en het reguleren van de bloedsuikerspiegel door het maken van de hormonen insuline en glucagon.
Hoe hebben we vastgesteld dat u een chronische alvleesklierontsteking hebt?
De diagnose chronische alvleesklierontsteking stellen we door tenminste één (of meerdere) van de volgende zaken: littekenweefsel gezien op een scan, typische afwijkingen in bloed- of ontlasting onderzoek, typische pijn.
Wat is/zijn de oorzaak/oorzaken van een chronische alvleesklierontsteking?
We maken hiervoor gebruik van de zogenaamde “TIGARO” classificatie
T = toxisch/metabool (alcohol, roken, medicijnen, problemen met vetstofhuishouding)
I = idiopathisch (als we het écht niet weten)
G = genetisch (er bestaan erfelijke vormen van alvleesklierontstekingen)
A = auto-immuun alvleesklierontsteking
R = recurrent (steeds terugkerende, meestal relatief milde ontstekingen)
O = obstructief (als er steentjes in de afvoergang van de alvleesklier zitten; vaak als gevolg van 1 van de bovenstaande).
Wat zijn de gevolgen van een chronische alvleesklierontsteking?
1. Wanneer de spijsverteringsfunctie achteruit is gegaan (of zelfs helemaal verdwenen is), wordt het eten niet meer (goed) opgenomen door de darmwand. Mensen hebben hierdoor soms vetdiarree (ontlasting ziet er geel-grijs uit, blijft plakken aan de WC-pot, er drijft olie op het spoelwater en het ruikt ook anders dan voorheen). Omdat de voedingsstoffen niet goed opgenomen worden, vallen mensen af in gewicht en zien we in het bloed tekorten aan bepaalde elementen (bijvoorbeeld ijzer, vitamine D en eiwit). We vragen dus bij elk controle-bezoek naar gewicht, ontlasting en doen jaarlijks bloedonderzoek (tenminste eiwit, vitamine D en ijzer). Ook laten we de ontlasting nakijken op de stof elastase. Dit wordt uitsluitend door de alvleesklier aangemaakt en is daarom een goede merkstof voor de functie van de alvleesklier. Wanneer het elastase te laag is, in combinatie met typische afwijkingen in het bloed, spreken we van een exocriene pancreasinsufficiëntie. In het volgende kopje vertellen we u wat hiervoor de behandeling is.
2. Wanneer de bloedsuiker-huishouding achteruit is gegaan, hebt u een bepaald type suikerziekte gekregen. Dit type suikerziekte is anders dan de meer bekende type 1 en type 2 (“ouderdomssuiker”).
Omdat er bij de meeste huisartsen te weinig kennis en ervaring is met het behandelen van dit type suikerziekte (we noemen het soms “type 3”, maar officieel heet het “overig”), verwijzen we u hiervoor naar een internist met als specialisatie suikerziekte (een endocrinoloog). Met het jaarlijkse bloedonderzoek controleren we ook deze functie door het bepalen van het lange-termijn suiker in uw bloed (HbA1c).
3. Sommige mensen hebben permanent pijn aan hun alvleesklier. Gelukkig is dit maar een minderheid. Op de polikliniek maag-darm-leverziekten schrijven we hiervoor (relatief) milde pijnstillers voor als paracetamol, NSAIDs (ontstekingsremmers), medicijnen voor zenuwpijn (gabapentine/pregabaline), soms in combinatie met amitriptyline. Wanneer u hiermee niet uit komt, verwijzen we u naar de collega’s van het chronische pijnteam van de anesthesiologie voor aanvullende behandeling met bv een pijnblokkade of morfine-preparaten.
Soms hebben mensen veel problemen met het leren omgaan met een chronische ziekte en laten we hen ondersteunen door psycholoog, maatschappelijk werk of psychiater.
Soms zit er zó veel littekenweefsel in de alvleesklier of in de afvoergang, dat we dit via een endoscopie of door de chirurg moeten laten verwijderen omdat de pijn dan niet meer onder controle te krijgen is.
Wat als de spijsverteringsfunctie niet meer goed is?
Wanneer we in de ontlasting hebben gezien dat de alvleesklier te weinig enzymen meer aanmaakt, bestaan hier gelukkig kunst-enzymen voor. Dit zijn capsules met korreltjes die u bij de maaltijd moet innemen. Op deze manier wordt het eten tóch verteerd zodat de darm de voedingsstoffen kan opnemen. Vaak hebben mensen hierbij wat ondersteuning nodig door een gespecialiseerd diëtiste (in het ziekenhuis); de meeste mensen verwijzen wij hier ook naar toe.
Vervolg van de spijsvertering
Jaarlijks controleren we in uw bloed hoe het met de opname van voedingsstoffen zit. Wanneer we eenmaal hebben vastgesteld dat u exocrien insufficiënt bent en enzymen bent gaan gebruiken, hoeven we de ontlasting niet meer hierop te controleren (vroeger keken we dan jaarlijks naar het vetgehalte in de ontlasting, het steatocriet-gehalte, maar dit is achterhaald). En uiteraard blijven we letten op het bloedsuikergehalte. Wanneer blijkt dat u ondanks inname van de enzymen een te laag vitamine D gehalte in het bloed heeft, laten we een DEXA-scan maken om te kijken naar de botdichtheid (osteoporose).
Dit zijn de basiselementen van de controle op onze polikliniek. Het behandelen van mensen met een chronische alvleesklierontsteking is echter een behandeling “op maat” en vaak samen met collega’s van andere specialismen (multidisciplinair; bijvoorbeeld met chirurgen, anesthesiologen, de huisarts, radiologen en psycho-sociale hulpverleners).
Contact
Als u na het lezen van dit informatieblad nog vragen heeft, neem dan contact op met de Polikliniek Interne Geneeskunde van het Maastricht UMC+ via tel. 043-387 51 00 (tijdens kantooruren).