Door uw behandelend arts is een Post-Trombotisch Syndroom van één of beide benen gediagnosticeerd. Mensen met dit syndroom hebben vaak last van pijn in de benen in rust, pijn bij het lopen, zware benen, moe gevoel, spataders, vocht vasthouden en soms beschadigingen van de huid bij de enkel. In dit blad krijgt u meer informatie over het post-trombotisch syndroom en de bijbehorende behandeling
Wat is een Post-Trombotisch Syndroom
Bij een syndroom zijn er allerlei klachten aanwezig die één oorzaak hebben. De oorzaak van het Post-Trombotisch Syndroom is een vernauwing in de aders van het bekken, de lies en het bovenbeen die de bloedstroom door het been belemmert. Hierdoor loopt de druk in de aders van het been op. Dit is het gevolg van een trombose been (dit kan in sommige gevallen ongemerkt voorkomen) waardoor het bloedvat is afgesloten. Door een ontstekingsreactie is de trombose deels opgelost, maar zijn er littekens ontstaan in uw vaten die zorgen voor vernauwingen.
Om de vernauwing in de ader te behandelen wordt u gedotterd en krijgt u een stent geplaatst. Dotteren houdt in dat er via een toegang in uw been een ballon wordt opgeblazen, op de plaats van de vernauwing, om de ader te verwijden. Vervolgens wordt er een stent geplaatst, waardoor de ader beter blijft openstaan. Een stent is een soort balpenveertje van metaal, die moeilijk is samen te drukken.
Voorbereiding
Voorafgaand aan de behandeling vragen wij u of u allergisch bent voor jodium en/of contrastmiddel. In sommige gevallen kan een onbekende allergie optreden tijden de procedure, waarvoor u met medicatie behandeld wordt.
De behandeling
De behandeling wordt uitgevoerd door de interventie radioloog of vaatchirurg en hiervoor moet u opgenomen worden in het ziekenhuis. Meestal wordt u de dag voor behandeling opgenomen op afdeling A2, hiervoor volgt u route A-2 (groen). Op deze dag heeft u een intakegesprek en wordt er bloed afgenomen.
Op de dag van de behandeling krijgt u een infuusin uw arm en een tijdelijke blaaskatheter. Tijdens het onderzoek wordt jodiumhoudend contrastmiddel via het infuus ingespoten om de bloedvaten goed af te kunnen beelden. Dit contrastmiddel wordt later uitgescheiden in de urine en afgevoerd via de blaaskatheter.
De behandeling vindt plaats onder algehele narcose omdat de behandeling lang kan duren en het dotteren van het litteken gebied in de ader pijnlijk is. Via het bovenbeen of de lies wordt toegang verkregen tot een van de grote bloedvaten en via deze toegang kunnen de dotter ballon en de stent op de juiste plaats geplaatst worden. De plek van toegang tot het bloedvat in uw lies/bovenbeen wordt aan het einde van de procedure enkele minuten met de hand afgedrukt en vervolgens wordt eventueel een drukverband aangelegd.
Na de ingreep gaat u naar de uitslaapkamer waar u bedrust moet houden om de kans op een bloeding op de plek waar geprikt is te minimaliseren. Op de afdeling mag u weer uit bed en lopen. Als u nog geen antistollingsmedicijnen gebruikt, wordt de dag van de behandeling gestart met deze medicatie om trombose in de stent te voorkomen. U krijgt een injectie die zorgt voor directe bloedverdunning. Ook gaat u antistolling in tabletvorm slikken. Het duurt een paar dagen voordat deze medicijnen werken, tot die tijd moet u elke dag één injectie krijgen. De dag na de ingreep wordt een controle echo onderzoek gemaakt om te kijken of de stent goed zit en het bloed er mooi doorheen stroomt. In principe mag u daarna naar huis.
Mogelijke complicaties
Op de plaats van afdrukken van het bloedvat in de lies of het bovenbeen kunt u een nabloeding of bloeduitstorting krijgen. Daarom krijgt u op die plaats een extra drukverband. Ook kan op de aanprikplaats een lokale infectie van de huid ontstaan. Ondanks het dotteren, de stentplaatsing en het gebruik van bloedverdunners, is het mogelijk dat de het littekenweefsel in bloedvaten zo ernstig is en/of de bloedstroom uit de benen zodanig beperkt is dat er in de stents een nieuwe vernauwing of trombose ontstaat. Eventueel is een aanvullende behandeling (bijvoorbeeld opnieuw dotteren) nodig zijn.
Weer thuis
Als u weer thuis bent, moet u regelmatig langs bij de trombosedienst om uw bloedstolling in de gaten houden en eventueel uw antistollingsmedicatie aan te passen. U moet de antistolling medicatie minimaal tot zes maanden na de stentplaatsing blijven gebruiken. Twee weken na de ingreep verwachten wij u op de polikliniek Hart+Vaat Centrum voor controle. Er wordt dan nog een keer een echo onderzoek verricht. Hierna komt u ook na zes weken, drie maanden, zesmaanden, eenmaal per jaar en vervolgens jaarlijks naar de polikliniek Hart+Vaat Centrum voor controle.
Contact
Bij vragen en of onduidelijkheden kunt u contact opnemen met
- Polikliniek Hart + Vaat Centrum
T: 043 3872727 (werkdagen 08.30-17.00 uur)
E: poli.hvc@mumc.nl